Maria Genova debuteerde met het boek ‘Communisme, sex en leugens’.

Communisme, sex & leugens biedt een scherpe en humoristische observatie van het leven in een communistisch land. Het is het verhaal van een jonge vrouw, die het versieren van mannen tot in de puntjes perfectioneert. Haar soms absurde avonturen vinden in Bulgarije en Rusland plaats, met als achtergrond het wankelende communistische regime.

Rebels schopt ze tegen de gevestigde orde, maar ze is ook verstandig genoeg om haar toekomst niet op het spel te zetten. Parades, verklikkers, kunststof Trabants, schietles met kalashnikovs, de perestrojka van Gorbatsjov en de verwarring na de val van de Berlijnse muur…

Het zijn allemaal waargebeurde verhalen in een niet al te ver verleden. Het is paradoxaal en ontluisterend tegelijk hoe de jongeren zich vol enthousiasme op het afbreken van de idealen van de communistische maatschappij storten, waar ze zelf hun hele leven aan gebouwd hebben.

ISBN 978 90 5429 239 5, 224 pagina’s

Een gesigneerd exemplaar bestellen voor de winkelprijs van 15 euro? Dat kan hier . Portokosten gratis.

(hier zijn alle ebooks te vinden)

Fragmenten uit het boek

Tijdens de parade waren er een aantal vakbondsmensen uit westerse landen op de officiële tribune aanwezig. Tot mijn grote verbazing lieten ze het na om naar ons te zwaaien. Dat ze zich geen raad wisten met onze gedragscodes bleek geen enkel probleem: de volgende dag stonden ze toch zwaaiend op de voorpagina van de krant. Een vriend van mijn vader, die bij de krant werkte, vertelde hem dat ze van hogerhand de opdracht hadden gekregen om de stomme buitenlanders met wat knip- en plakwerk van zwaaiende handen te voorzien. Volgens mijn ouders zorgden de partijleiders zelfs voor mooi weer tijdens zo’n feestdag. Als de weersvoorspelling slecht was, vuurden ze in de grote steden speciale raketten de wolken in, waardoor de regen een paar dagen eerder viel.

Concurrentie was een westers verzinsel dat het leven alleen maar ingewikkelder maakte. We hadden geen zin om verpakkingen met wasmiddelen, toiletpapier, zeep, olie, boter en melk met elkaar te vergelijken. Van de meeste producten was er maar één soort en dat vonden we voldoende. Ik had alleen problemen met het Bulgaarse maandverband. Dat was zo groot dat het bijna van mijn navel tot mijn onderrug reikte. Een broek kon ik in zo’n geval onmogelijk dragen, want het leek me geen prettig idee dat iedereen wist wanneer ik ongesteld was. Het ergste was dat het maandverband tijdens het lopen zo verschoof dat ik af en toe moest checken of ik het niet ergens kwijtgeraakt was.
Gelukkig was er ook een alternatief voor meisjes die niet zo zwaar menstrueerden: een soort papieren zakdoekjes, die je in laagjes in je onderbroek deed. Helaas namen ze vrijwel geen vocht op. Dan maar katoen proberen. Dat werkte uitstekend en ik gebruikte jarenlang met plezier plukjes katoen. Honderd procent natuurlijk, dus dat kon niet slecht zijn, ook al hadden vriendinnen het over mogelijke infecties. Daar had ik geen last van, wel van de slechte planning van onze planeconomie, want op een gegeven moment was de natuurlijke katoen ook een schaars goedje geworden. Het synthetische katoen dat voortaan te koop was, knarste in je broek als je liep. Omdat ik geen maandverband droeg, konden de jongens niet zien dat ik menstrueerde, maar ze konden het voortaan wel horen!

Het voelde alsof het de laatste keer was. Trajan fluisterde tedere woordjes in mijn oor. Nadat ik zijn warme vocht over mijn buik kreeg, schokten onze lichamen nog een lange tijd na voordat ze tot bedaren kwamen. Waren verboden vruchten altijd zo lekker? Zal ik hem ooit weer zien? Ik kreunde in stilte. Mijn mond trilde nog steeds van opwinding. Hij streelde me zachtjes en nam elk detail van mijn lichaam zo geconcentreerd in zich op, alsof hij bang was dat ik voorgoed zou verdwijnen.
Ik stond op om me aan te kleden. Ook al had ik helemaal geen zin om naar huis te gaan, hoopte ik stiekem dat ik de situatie nog kon redden. Ik pakte mijn shirt die hij bovenop een kastje had gegooid en zag daaronder een pistool.
‘Ha, nu ben je van mij,’ grapte ik. Ik pakte het pistool en trok aan de trekker.
‘Niet doen, het is een echte!’ Trajan sprong schreeuwend op.

’s Avonds zongen we vaak Engelstalige liedjes op het dorpspleintje. Westerse muziek was inmiddels volop te koop, ook al mochten we niet naar westerse televisiezenders kijken. We draaiden Queen, we zongen liedjes van The Beatles en we voelden ons de meest gelukkige hangjongeren ter wereld. We liepen hand in hand, luisterden naar het getjilp van de krekels en genoten van de prachtige vergezichten bij het beklimmen van de heuvels. Het was een onschuldige vorm van romantiek: zo puur en onverdorven zoals dat alleen in een dorp mogelijk was. In de grote stad golden heel andere regels. Daar was de romantiek veel ruiger en speelde zich vooral af in bars en discotheken. In het dorp hadden we geen discolichten nodig; we vingen gewoon vuurvliegjes en plakten ze op onze voorhoofden met een beetje speeksel. De vuurvliegjes gingen de hele avond aan en uit en als we ze zat waren, lieten we ze weer vliegen.

De feeërieke gokkasten van Las Vegas hoefden zich op geen enkel moment van de dag te vervelen. Een regen van vallende munten creëerde een eigenaardig muzieknummer. Duizenden handen trokken in vloeiende bewegingen aan de handels van de gokautomaten in de choreografie van deze moderne muziekclip. Ik zag Las Vegas als een kunstuiting, als een ode aan de menselijke zoektocht naar geluk.
Door de flarden van mijn jeugdherinneringen gezien, was Las Vegas geen kunstuiting, maar de hel op aarde. Het leven in een kapitalistisch land moest vreselijk zijn. De arbeiders werden uitgebuit, de politici rolden kibbelend over straat en niemand had de zekerheid dat hij de volgende dag zijn baan nog had.

De communisten hadden zelfs een avondklok ingesteld en als mijn moeder met een korte rok op straat liep, kreeg ze zwarte stempels op haar knieën. Vrouwen met een korte rok waren schande voor de socialistische samenleving, waar de moraal volgens de leer veel hoger was dan in het Westen. De strakke broeken die mijn vader en alle andere modebewuste mannen toentertijd droegen, werden zonder pardon in de kruis geknipt. Vaak niet eens door politieagenten, maar door controlerende burgers die rode banden om de armen als onderscheidingsteken droegen. Met een spleet in je kruis ging je zeker snel naar huis.

Toen Gorbatsjov aan de macht kwam, waren veel jonge mensen in Bulgarije opgelucht. Niet vanwege zijn opvattingen, maar vanwege zijn leeftijd. Omdat hij er nog vrij jong en energiek uitzag vergeleken met zijn voorgangers, hoefden we waarschijnlijk niet binnenkort weer dagenlang te rouwen om een overleden Rus. De Sovjetunie had kort achter elkaar drie grote leiders verloren en drie staatsbegrafenissen in 28 maanden tijd was meer dan we konden hebben.

Iedereen ging ervan uit dat het communistische systeem eeuwig zou duren, maar van het enthousiasme waarmee de eerste generatie communisten aan de meest perfecte maatschappij bouwde, was nu weinig meer over. De idealen van mijn grootouders hadden plaats gemaakt voor berusting. Dat alles werd enigszins gecamoufleerd door leuzen die een betere toekomst beloofden. Sommigen waren echte doordenkertjes, zoals de gevleugelde uitspraak van Brezjnev ‘De Economie Moet Economisch Zijn’. Het was natuurlijk fantastisch dat iemand zo’n simpele zin kon bedenken die niemand anders kon begrijpen.

Een videorecorder was zo uniek, dat sommige ‘vrienden’ alleen maar langskwamen om naar Westerse films en illegale MTV-clips te kijken. Het zappen op de Bulgaarse televisie was immers een teleurstellende bezigheid: je kwam niet verder dan twee Bulgaarse en één Russische zender, die bovendien niet veel van elkaar verschilden. Vrienden grapten dat als je verder probeerde te zappen, de chef van de geheime dienst in beeld verscheen met de waarschuwing: ‘Stop met zappen. Het zoeken van Westerse zenders is een strafbaar feit.’

‘Dit gaat me even te snel,’ zei ik, hoewel het me veel wilskracht kostte. ‘Misschien ben je wel de ware, maar dat moet je eerst bewijzen.’
Anton antwoordde niet. In plaats daarvan liet hij zijn broek en slip in een vloeiende beweging zakken. Ik stond stil en staarde naar zijn perfecte mannelijkheid. Ik voelde een siddering door zijn lichaam trekken toen ik met mijn handen over zijn gespierde borstkas naar zijn platte buik gleed. Hij streelde mijn hardgeworden tepels, maakte ze nat en blies zachtjes een straaltje lucht. Ik slaakte een kreet van verbazing bij deze nieuwe sensatie. Alsof ter zelfverdediging, pakte ik best grof zijn mannelijkheid. Door zijn gekreun kon ik opmaken dat hij zijn zelfbeheersing aan het verliezen was. Mijn hartslag galoppeerde. Was er geen middenweg tussen gevoel en verstand?

Olga had ergens een grote oude vlag gevonden en de afbeelding van de hamer en de sikkel zorgvuldig eruit geknipt. Iedereen om ons heen wilde de vlag met het gat even vasthouden. We voelden ons voor het eerst verbonden met duizenden onbekenden door de kracht van een gezamenlijke gedachte. Nu we juist tegen het communisme protesteerden, voelden we de kracht van het kameraadschap, die de communisten al die jaren gepropageerd hadden. Alleen mochten we het woord kameraad niet meer gebruiken, omdat daar een soort stigma op rustte.

Toen ik mijn Dalmatiër naar Nederland haalde en hem een bakje droge hondenbrokken voorschotelde, keek hij me vreemd aan.

‘Welkom in een welvarend land, lieverd,’ zei ik tegen hem. ‘Dit is het begin van je inburgeringcursus. Les 2 is dat je niet meer op autobanden mag plassen, want in Nederland noemen ze de auto een heilige koe. Les 3: loslopen is zowat overal verboden, dus voortaan ga ik je aanlijnen. Rennen in de bergen kan je ook op je buik schrijven, want hier zijn helemaal geen bergen. Kijk nou niet zo triest. Ik heb ook goed nieuws. Aangezien het in Nederland niet gebruikelijk is dat honden in hondenhokken in de tuin slapen, mag je voortaan binnen wonen. Dat is pas verwennerij, hé? Bekijk het dus positief en ga nou die hondenbrokken opeten.’

Maar weinig mensen hadden tot hun 44ste zo intens geleefd dat ze met gerust hart hun ogen konden sluiten. Waarom meten we een mensenleven in jaren? vroeg ik me af. Dit is de meest waardeloze maatstaf die er is. Sommige mensen creperen al vanaf hun dertigste door gebrek aan idealen en durf. Mijn vader had in ieder geval alle kansen gegrepen om geen saai leven te leiden. Hij was net een kaars die aan twee kanten brandde: het ging snel, maar gaf een veel sterkere en mooiere vlam.

Precies om acht uur belde de receptie van het hotel dat er op ons gewacht werd. Ik had geen flauw idee wie dat kon zijn. Voor de deur van het hotel stond een superlange witte limousine geparkeerd.
‘Voor jou,’ zei Frank.
www.mariagenova.nl

Dilemma’s bij het schrijven

“Schrijven is uitvinden wat je in je hoofd hebt”, heeft Rutger Kopland een keer gezegd. Mijn eerste roman was voor mij dan ook een soort biecht. Ik probeerde mezelf zo min mogelijk in bescherming te nemen. Ik nam wel de lezer in bescherming om hem gebeurtenissen en details te besparen die me niet interessant genoeg voor het grote publiek leken. Misschien wel interessant voor andere mensen die het communisme hebben meegemaakt, maar niet voor Nederlanders die daar geen weet van hebben. Mijn boek ‘Communisme, Sex en Leugens’ vertelt immers hoe het gewone volk in Oost-Europa leefde ten tijde van de dictatuur en hoe we omgingen met het feit dat er zo veel dingen verboden waren.
Schrijven is net koken. Als je een gerecht maakt, proef je ook altijd voordat je het aan je gasten serveert. Als je het zelf niet lekker vindt, hoe groot is de kans dat zij het wel lekker vinden? Ik wilde geen intellectuele gymnastiek bedrijven, maar simpelweg de geschiedenis van de straat opschrijven, in al haar geuren en kleuren. De werkelijkheid heeft alle ingrediënten voor mijn verhaal geleverd, maar uiteindelijk heb ik daar zelf een gerecht van gemaakt. Met dezelfde ingrediënten kan je vaak heel veel verschillende gerechten maken. Zo is het ook met de werkelijkheid: iedereen ziet haar op zijn eigen manier.

De ‘ik’, die ik voor mijn boek heb verzonnen, lijkt heel veel op mij, maar als je elk woord aan mijn persoonlijkheid koppelt, krijg je een verkeerd beeld. Elke autobiografie is gedeeltelijk fictie, net zoals in vrijwel elk fictieboek autobiografische elementen schuilen. Een boek schrijven is je eigen werkelijkheid scheppen, ook al is die op ware gebeurtenissen gebaseerd. Als je tien verschillende mensen ondervraagt, hebben ze waarschijnlijk alle tien het communisme op een andere manier beleefd. Dat heeft te maken met leeftijd, woonplaats, opleiding, milieu en niet te vergeten met de sterkte van je geheugen. Elk geheugen vertoont gaten die we naar eigen inzicht invullen. Omdat ik niet alleen op mijn eigen geheugen wilde vertrouwen, heb ik voor dit boek met heel veel landgenoten gesproken en ook zo’n tachtig geschiedenisboeken gelezen.

Ik woon al bijna vijftien jaar in Nederland en mijn Nederlands was enkele jaren geleden ook goed genoeg om een boek te schrijven, maar ik ben blij dat ik het toen niet gedaan heb. Pas als er heel wat jaren verstreken zijn, kan je voldoende afstand tot je eigen verleden nemen. Dan ben je minder bevooroordeeld en kan je beter selecteren wat er in de ogen van de lezer interessant is. Door de grote afstand vond ik het zelf ook spannend om verdrongen herinneringen weer tot leven te wekken. Een roman is als een berg grind, waarin slechts een paar goede steentjes zitten. Je moet ze allemaal uitzoeken. Ik wilde niet de lezer imponeren met ingewikkelde zinnen, met moeilijke woorden en vergezochte symboliek, maar met een verhaal dat interessant genoeg is om zonder al te veel opsmuk verteld te worden. Zelf vind ik het fantastisch dat er mensen zijn die drie pagina’s lang een kale ruimte kunnen beschrijven, maar voor mij was de grootste uitdaging om met zo weinig mogelijk woorden het verhaal te vertellen. Ik denk dat ik alles bij elkaar de helft van het boek geschrapt heb, omdat ik bij elke herlezing ontdekte dat het nog korter en krachtiger kon. Uiteindelijk is Communisme, sex en leugens 224 pagina’s geworden en veel mensen stuurden me een kaartje dat het ze gelukt was om het in twee dagen te lezen. Uitgevers beweren dat boeken rond de tweehonderd woorden het beste verkopen. Ik heb me trouwens suf gepiekerd wat er op het omslag moest komen. Met boeken is het net als met mensen. Het gaat om de binnenkant, maar iedereen ziet de buitenkant. Uiteindelijk werd het niet mijn eigen keus, maar die van de uitgever.

Bij het schrijven werd ik geconfronteerd met verschillende dilemma’s. Mag je bijvoorbeeld het verhaal van een vriendin gebruiken alsof het je eigen verhaal is? Ik kan me niet meer herinneren of mijn haar ooit publiekelijk geknipt werd, maar in het boek gebeurt het wel: “Herinneringen zwommen als kleine verdwaalde visjes naar de oppervlakte van mijn bewustzijn. Als communistische jongeren waren we waarschijnlijk de netste ter wereld, omdat we op school wekelijks een inspectie ondergingen. De leraren keken elke maandag naar onze nagels en als ze die te lang vonden, werden ze ter plekke afgeknipt. Een lerares keurde mijn kapsel af, pakte een grote schaar uit haar bureaulade en zette het in mijn haar. Ik vond het vrij normaal dat ik voor de ogen van de hele klas werd gekortwiekt en ik schaamde me daar niet voor. Ik was eerder bezorgd over het resultaat, maar door het ontbreken van een spiegel kon ik dat niet zien. Het enige wat ik tijdens een paar eindeloze minuten hoorde, was een tsjik-tsjik geluid. De botte schaar haperde enkele keren in mijn dikke haar, maar uiteindelijk vielen alle ongewenste haarlokken op de vloer.

In de pauze waren de andere kinderen in de klas opmerkelijk stil. Niemand durfde iets over mijn nieuwe kapsel te zeggen. Pas na een tijdje kwam de grootste pestkop naar me toe.
‘Mer, je ziet er heel origineel uit,’ zei hij. ‘Als een spitskool overreden door een Trabant.’

Een tweede dilemma was het gebruik van de echte namen van mijn vrienden. Ik hoop dat mijn vriendin Olga nooit het boek leest, want ik heb haar de meest gekke dingen toegeschreven, tot seks in openbare toiletten aan toe. Ze was een wildebras, maar zo erg was ze in werkelijkheid ook weer niet. Hierbij een redelijk onschuldig voorbeeld van avonturen die ze zelf in werkelijkheid niet meegemaakt heeft, maar in mijn boek wel. Het zijn overigens wel allemaal waargebeurde verhalen, maar Olga heeft ze niet zelf meegemaakt. Ik wilde simpelweg niet te veel personages om verwarring te voorkomen en daarom heb ik haar het volgende toegeschreven: ‘We logeerden in de huizen van de boeren en enkele van mijn klasgenoten waren ingedeeld bij de man die de dorps winkel runde,’ vertelde mijn vriendin Olga. ‘De jongens kwamen in zijn magazijn, dronken al zijn alcohol op en bekogelden elkaar met de eieren die ze daar vonden. Vervolgens trokken ze naar het dorpsplein en mikten met de resterende eieren op een communistisch monument.’

We schaterden van het lachen. Een volwassene zou voor een dergelijk vergrijp jarenlang achter de tralies belanden, maar dronken scholieren konden ze moeilijk opsluiten. Ze werden slechts van school gestuurd. En kaalgeschoren. Zo kon iedereen zien dat het gevaarlijke criminelen waren.
Toen Olga een volgende keer terugkwam van een werkkamp, was ze haar prachtige lange haar kwijt.
‘We hielpen de boswachters met het markeren van de bomen voor de kap,’ vertelde ze. ‘De hele dag berg op, berg af met een pot verf in je handen. Als de vermoeidheid toesloeg, was het onmogelijk om niet te struikelen.’

‘Heb je verf op je haar gekregen?’ vroeg ik, terwijl ik het antwoord al kon raden.
‘Een volle pot. Ik kon het er vervolgens op geen enkele manier afkrijgen. Ik moest mijn haar laten afknippen.’

‘Wat een rotklus! Hoe kan een scholier weten welke bomen te markeren?’
‘Simpel: een boswachter liep de hele tijd mee,’ verduidelijkte mijn vriendin.
‘Kon hij dan de bomen zelf niet markeren?’
Olga lachte om zo veel naïviteit.
‘Natuurlijk wel, Mer, maar je weet toch hoe het werkt? Ze willen ons aan het werk houden, ook al is er niets te doen.’

Daar zat wel wat in, want we werden al van kinds af aan geacht te helpen met het opbouwen van het communisme. We waren de radertjes in een imposant raderwerk en dat vulde ons met trots en enthousiasme, ook al zat het soms niet mee.

Een derde dilemma was of ik een verhaal mocht gebruiken die een Bulgaar op een internetsite vertelde. Ik heb uiteindelijk zijn idee ‘geleend’ om daar een eigen verhaal van te maken. Dit is het resultaat: “Tijdens de parade waren er een aantal vakbondsmensen uit westerse landen op de officiële tribune aanwezig. Tot mijn grote verbazing lieten ze het na om naar ons te zwaaien. Dat ze zich geen raad wisten met onze gedragscodes bleek geen enkel probleem: de volgende dag stonden ze toch zwaaiend op de voorpagina van de krant. Een vriend van mijn vader die bij de krant werkte, vertelde hem dat ze van hoger hand de opdracht hadden gekregen om de stomme buitenlanders met wat knip- en plakwerk van zwaaiende handen te voorzien. Volgens mijn ouders zorgden de partijleiders zelfs voor mooi weer tijdens zo’n feestdag.”

En nog een vervolg: “Het communistische blok had uitgewerkte plannen om alle grote West-Duitse steden via een atoomaanval in de as te leggen. Daarna zouden tankdivisies het nucleair vervuilde gebied betreden om vervolgens Nederland en België te bezetten. Dat soort plannen was ‘top secret’, maar we voelden de dreiging van een atoomoorlog en werden daar tijdens de verplichte militaire kampen goed op voorbereid. Alle scholieren moesten loopgraven graven, op onmogelijke uren opstaan om gasmaskers op te zetten, geweren uit elkaar halen terwijl een kameraad met een stopwatch je snelheid klokte, rennen door de bergen met kalasjnikovs en volgeladen rugzakken…

Soms kwamen er hoge partijfunctionarissen op bezoek en dan moesten we ervoor zorgen dat het hele kamp er weer als nieuw uitzag. We veegden de tegels op het sportpleintje aan en verwijderden zorgvuldig elk grassprietje. Vervolgens kregen we de opdracht om de lelijke stinkende afvalbakken te verplaatsen. De vraag was waar naar toe. We hebben ze zo’n zes keer over het hele terrein gesleept, maar de leiding keurde geen enkele plek goed. Pas de zevende keer mochten ze blijven staan. Op de plek waar ze voor het begin van de verhuizing stonden. Na deze mislukte actie namen we het gebouw flink onder handen door nieuwe witte verf over enkele verweerde lagen te smeren. We hadden heel wat potten nodig, maar aan het einde van de dag was het resultaat oogverblindend. We wisten natuurlijk dat dit niet de juiste manier van schilderen was, maar we twijfelden er niet aan dat de nieuwe laag verf tot de inspectie intact bleef. Ik had wel mijn bedenkingen over de duurzaamheid van wat we spottend het hoogtepunt van onze noeste arbeid noemden: we kregen groene verf om de gaten in het grasveldje onzichtbaar te maken.”

Een vierde dilemma was in hoeverre ik de waarheid mocht aandikken of ‘opleuken’. Als journaliste ben ik gauw geneigd om het communisme erger voor te stellen dan het was. Dat is immers wat de Nederlandse lezer verwacht. Hier kan haast niemand zich voorstellen dat ik het fantastisch vond om in een communistische maatschappij op te groeien en dat ik de vrijheid van meningsuiting helemaal niet miste. Ik ben bang dat als ik dit verhaal opschrijf, geen enkele uitgever in het boek geïnteresseerd zou zijn. Ze willen vooral de negatieve verhalen horen, zoals: “De communistische partij was meester in het creëren van overbodige baantjes. Niet dat iemand zich overbodig voelde, maar in Bulgarije gold net als in de andere communistische broederlanden het principe dat van alle drie arbeiders eentje werkte, de tweede toezicht hield en de derde voor problemen zorgde. Het was eerder regel dan uitzondering dat mensen allerlei privé-zaken onder werktijd regelden. Als je schaarse producten wilde bemachtigen, kon je niet anders dan weglopen van je werk, anders was alles uitverkocht.

We stonden soms in de rij zonder te weten wat er precies te koop was. Ik weet nog hoe ik een keer na zowat een uur wachten om drie verpakkingen maandverband vroeg. De verkoopster keek me aan alsof ik gek was geworden.

‘Ik geef slechts eentje per persoon, want anders is er niet genoeg voor iedereen,’ bitste ze terug.
‘We zijn met z’n drieën thuis. Mijn moeder en mijn zus hebben ook maandverband nodig.’
‘Dan moeten ze maar zelf komen wachten,’ antwoordde de verkoopster stug.

Ik gaf het op en liep naar huis. Daar kleedde ik me snel om, veranderde even mijn kapsel en rende terug naar de winkel. Ik was vastbesloten om nog een pakje maandverband voor mijn moeder te bemachtigen. Zij was immers aan het werk en tegen de tijd dat ze terugkwam, zou alles uitverkocht zijn.”

Uiteindelijk rees ook de vraag of ik een verhaal volledig uit mijn duim kon zuigen. Omdat de meeste verhalen in het boek waargebeurd zijn, denkt de lezer al gauw dat ze allemaal waargebeurd zijn. Zelfs mijn eigen man geloofde enkele van de verzonnen verhalen, terwijl hij mijn geschiedenis vrij goed kent. Voorbeeld: “Voor ons was het Chinese communisme een ideologisch moeras. Daar speelden ze communistische liederen ook op begrafenissen en bruiloften. De burgers hingen het portret van hun partijvoorzitter zelfs in hun woonkamers op. Onze vrolijke dictator glimlachte naar ons vanaf de muren van alle openbare gebouwen, maar niemand haalde het in zijn hoofd om ook thuis naar hem te kijken.
Terwijl mijn familie generatieslang piano speelde, werd dat in China een lange tijd als een antirevolutionair voorwerp gezien. Veel mensen leerden geluidloos te spelen: ze raakten de toetsen heel licht aan, zonder ze in te drukken. Nadat ik dit opmerkelijke verhaal hoorde, wilde ik het ook proberen. Dat resulteerde in een klets van mijn moeder, die dacht dat ik haar lesmethode saboteerde. Meestal deed ik dat inderdaad om haar te laten zien dat niet elke generatie een conservatoriumopleiding nastreefde. Ze moest allang blij zijn dat mijn zus wel haar muzikale ambities wilde verwezenlijken. Maar mijn moeder wilde geen zwarte schapen in de familie die de schoonheid van de klassieke muziek niet aan de volgende generaties zouden doorgeven. Ik wist haar dictatoriale trekjes op waarde te schatten en haalde het voortaan uit mijn hoofd om met de Chinese manier van piano spelen te experimenteren.”

Dit verhaal heb ik dus volledig verzonnen samen met nog een paar andere. Omwille van de eerlijkheid heb ik ‘Communisme, sex en leugens’ een roman genoemd. De Volkskrant schreef daarop dat het helemaal geen roman was, maar een autobiografie. Dat heb je in een land met vrijheid van meningsuiting. De schrijver mag niet eens zelf bepalen of zijn boek een roman is.